Het is een goedbewaard geheim dat kunstenaars hun mindere werk soms kapot scheuren, in de clicko gooien of in de fik steken. Ze doen dat omdat ze zich schamen of omdat ze de prijs willen opdrijven.
Gevierde kunstenaars bergen hun werk soms voor langere tijd op om hun verkoopprijzen naar grotere hoogte te brengen. Schaarste zorgt voor een grotere vraag.
Zo maakte de bekende kunstenaar Damien Hirst een groot aantal simpele stippenschilderijen. Hij stopte ze een paar jaar weg in een kast en verkocht ze daarna voor een vermogen. Het New Yorkse kunstcollectief MSCHF vond dat Hirst er een potje van maakte door dit soort Zombieachtige schilderijen op deze manier te verpatsen. Het kocht zo'n stippenschilderij en maakte een statement door het schilderij in stukken te knippen en de snippers te verkopen. Dat legde de organisatie geen windeieren.
Zonde toch van dat werk?
Ook Banksy heeft een soortgelijke truc uitgehaald. Zijn geveilde schilderij vernietigde zichzelf nadat het verkocht was. Er bleven slechts reepjes over. Maar misschien waren die reepjes wel meer waard dan het oorspronkelijke schilderij.
Dus toch niet zonde?
Het toont de betrekkelijkheid aan van de waarde van kunst. Het is al lang niet meer zo dat de kwaliteit van het kunstwerk de doorslag geeft. Allerlei randzaken, mythevorming rond de kunstenaar en verdienmodellen zijn doorslaggevender voor de prijs.
Ik gooi mijn mindere werk weg vanwege een aanstaande verhuizing en plaatsgebrek in mijn nieuwe huis. Zonde...zeggen mijn vrienden. Huur een garagebox en sla je schilderijen op. Ja, tot mijn dood, denk ik, en dan gooit mijn nageslacht mijn 'oefenwerk' weg. Dan kan ik beter de eer aan mijzelf houden. Dus het is weggeven of weggooien geworden. Want ik ben dan toch nog wel zo zakelijk dat ik mijn overgebleven werk niet tegen dumpprijzen verkoop. Mijn betere, door mij geselecteerde werk moet wel waarde blijven houden.
Zo steekt er toch nog een kleine Damien Hirst in mij.