Mijn atelier kun je vinden in een plantenkas. Een hortensia-kas om precies te zijn. In april, mei en juni is het hoogseizoen. De plek die normaliter een oase van rust is, verandert in een mierennest. Potten, planten en potgrond worden aan- en afgevoerd. De poreuze muren van mijn atelier ademen het stof dat cirkelt door de tuin. Aan het eind van deze drukke periode trek ik oude kleren aan en maak ik me op voor de jaarlijkse grote schoonmaak van mijn atelier en het bijbehorende open trappenhuis. Het stof adem ik door mijn neus in en komt er via mijn oren weer uit. Mijn haar is grijs. Alle gaten in mijn hoofd zijn ranzig.
Van juli tot en met september wordt mijn atelier bevolkt door volkeren onweers- en motvliegjes. Het zijn echte ééndagsvliegen. Ze vallen snel dood tussen mijn schilderijen en de tubes verf. Als ik mijn werkruimte bezoek, stofzuig ik iedere keer het muggenkerkhof weg.
In de herfst komen de spinnen. En met de spinnen komen ook de webben die zich spannen tussen de penselen en de kwasten.
In de winter komen de muizen. Gelukkig eten ze wel van de gifkorrels (excuses dierenvrienden) maar niet van de schilderdoeken.
Het is dus altijd wel wat.
En toch. Toch kom ik er zo graag. Schort aan, muziek aan, koffiezetapparaat aan en gaan met die banaan.